Als kind was ik rond de kerst altijd mateloos jaloers op kinderen in Amerika. Met kerst hadden ze bulten sneeuw, mooie glimmende pakjes en hun tuinen puilden uit van de lichtjesfiguren. Ze geloofden in magie en in de oergezellige Santa. Soms deed ik mijn ogen dicht en dan zag ik prachtige gingerbreadhuizen en, noem me maf, maar ik rook bijna echt de geur. Toch was dat het niet wat me jaloers maakte. Mijn verlangens was meer van groenere aard.
Zo jong als ik was werd ik al geïndoctrineerd met ‘het gezellige kerstplaatje’. Hoe dat kwam? Geen idee. Wij hadden niet eens een televisie, dus daar kon het niet van komen. Ik las wel veel boeken misschien was dat het… Hoe dan ook, mijn mooiste dromen gingen over een witte kerst vol met liefde en gezelligheid rond een enorme boom. De glimmende cadeaus eronder vond ik niet zo interessant want die kreeg ik wel van Sinterklaas. Maar de gezelligheid van de kerstboom als je ’s morgens beneden kwam, de lichtjes en vooral de geur. Ja, daar droomde ik van. Overigens, was ik sowieso al blij geweest met een gezellige en vreedzame kerst. Maar dat is geen enkele magie gelukt.
Het is echt doodeng
Toch heb ik uit die donkere tijden ook de leukste herinneringen. Het waren letterlijk donkere tijden omdat wij een guldenmeter voor elektriciteit hadden en vaak zonder stroom zaten. Gelukkig hadden we toen nog wekkers die je moest opwinden. Gewoon met je vingers daar had je geen oplaadkabel voor nodig. De telefoon was afgesloten dus dat probleem was al opgelost. Een jonge tante die bij ons inwoonde kwam op het lumineuze idee om verstoppertje te spelen in het donker. Ik weet niet of je het al eens geprobeerd hebt, maar het is echt doodeng. Het hele huis is ineens stil. Een keer staat me nog heel helder voor de geest. Het is de basis geworden voor mijn afkeer van spookhuizen.
Het was echt akelig stil in huis
Alsof-het-hele-huis-verlaten-is-zo-stil. Ik hoorde alleen mijn eigen bloed ruisen en het bonken van mijn hart leek wel een drumband. Ik zag geen steek, hoe moet ik zo nou iemand vinden? Voorzichtig voelde ik tussen de jassen aan de kapstok. Mijn vingers raakten iets kieteligs. Snel trok ik mijn hand terug en ik wilde al heel hard roepen: “Ik stop ermee hoor. Wat een rotspel!” Mijn adem werd heel oppervlakkig en mijn benen stonden continu in de ‘wegsprintstand’. Tot ik me opeens realiseerde dat dit de nepbontkraag van tantes winterjas was. Opgelucht voelde ik verder. Het ruizen is overgegaan in bonken en ik hoor nog steeds niets anders dan alleen de geluiden in mijn eigen oren.
Gerustgesteld
Na de haartjes voel ik een glad stukje… Oh ja, dat is de jas van mijn zusje. En deze ken ik ook… die is van mijn moeder. Zij heeft een lange dikke jas van een ruwe stof. Er beweegt niets, ik hoor niets maar langzaam wennen mijn ogen aan het donker. Ik zie nu de silhouetten van de jassen maar niets wat lijkt op een familielid. Ietwat gerustgesteld doe ik een stap opzij. Heel mijn wezen gericht op geluiden van de volgende ruimte. Ineens schiet er een hand tussen de jassen door en voel ik vingers om mijn keel. De paniek giert door mijn lijf, ik plas in mijn broek en gil de hele tent bij elkaar. “Stomme **** je laat me schrikken!” Oh… oeps… Mijn vader.
Dat was grappig
Zo ging het jaar na jaar. Elk jaar dat we ouder werden of we nou verhuisden of niet. Ieder jaar was het vaste prik na het eten en de afwas gingen we verstoppertje spelen in het donker. Het werd door je strot geduwd. Je moest meedoen of je wilde of niet. Ondanks alles was het soms best hilarisch. Een hoogtepunt was die keer dat we met een paar op de kasten in de gang waren geklommen om vandaar af mijn broer te grazen te namen met plantenspuiten. Ik hoor nog zijn getier én ons gelach. Dat was echt grappig. Vonden wij tenminste.
Niet echt vredig
Maar een witte kerst en een tuin vol lampjes nee, dat hadden we niet. Later toen ik wel een televisie had viel het me op dat het plaatje van een geslaagde kerst aardig opdringerig gebracht werd. Reclames, zwijmelfilms, kerstverhalen… allemaal romantisch en vol gelukkige families. Tafels vol met eten en al die grote families zijn blij en spelen spelletjes met elkaar bij een grote versierde boom. Ondanks dat ik wist dat het commercie was, was ik er best jaloers op. Bij ons thuis deden we spelletjes en hadden we een kerstboom, maar vrede was er al lang niet meer. Het was eerder de vraag welke ruzie er nu weer uitgevochten ging worden. Verplichte bezoeken moesten wel… anders was je een kind van niks. Nee, gaf mij maar de Amerikaanse tradities, dat was pas écht kerst.
Nieuwe tradities
Tot mijn eigen kinderen kwamen en ik zelf nieuwe tradities kreeg. Van jaloersheid was geen sprake meer. Ik genoot enorm van de kerstvakanties. Films kijken in pyjama, kerststukjes en kerstkaarten maken. Koekjes bakken en pingpongen in de huiskamer. En uiteraard kwam er elk jaar een grote boom. In Friesland haalde we hem rond 8 december vers uit de grond bij een kweker verderop. Later kocht ik ze met kluit en altijd met de bedoeling om ze terug in de grond te zetten. Wat ik ook braaf deed. In februari bracht ik de gestorven boom dan alsnog maar weg. Eén exemplaar heeft het ooit gered tot maart voor ik hem afvoerde, dat kwam doordat het sneeuwde. Schoonzoon plukte zijn verjaardagscadeaus uit een dode kerstboom. Missie mislukt maar wel leuk .
Deze keer is er iets geks
Nou is er deze kerst iets raars aan de hand… niet alleen omdat tradities door de lockdown onbruikbaar zijn of omdat we de rommel van een kapotte riolering zat zijn. En ook niet specifiek door de fysieke ongemakken of het gemis van mijn kind én het niet kunnen samen zijn met de rest van ons gezin. Eigenlijk is dit allemaal vreemd, maar het probleem ligt op een ander vlak. Daar waar vroeger de grootste, meest bonte kerstboom hét ultieme kerstgevoel opwekte, begint het me nu ineens tegen de borst te stuiten om een echte kerstboom te kopen. Wie mij kent valt nu van zijn stoel. Er is geen grotere fanaat als het gaat om een echte boom, dan ik. Alleen het uitzoeken en het keuren is al een traditie op zich.
Maar de laatste keren was daar het klagerige stemmetje in mijn achterhoofd: “Jaren groeit deze boom en ineens na een paar weken gooi jij hem weer weg.” Het gekke was dat ik het na mijn vijftigste verjaardag nóg duidelijker voelde. Alsof ik de boom begreep. Na jaren van ontwikkelen en persoonlijke groei ben je klaar om te stralen. En net op dat moment hakt iemand je om en word je gebruikt als symbool waar niemand meer van weet waar het nou eigenlijk vandaan komt en eindig je op de brandstapel. Wist je dat het gebruik van een kerstboom uit Duitsland komt?
Maar die dromen dan?
Ik merk dat ik het steeds zieliger en nuttelozer ga vinden om een verse boom te kopen en verkeerde dan ook hevig in tweestrijd of ik deze traditie overboord moest gooien. “Ik neem liever geen boom meer dan me schuldig voelen over mijn symbool voor kerst”, riep ik tegen manlief. Maar die dromen dan? De geur? De gezelligheid van de lampjes? Als er dan ook nog steeds vaker geluiden over een (kunst)huurboom, geadopteerde boom en een recycleboom me ter ore komen, kan ik me er helemaal niet meer toe zetten om een boom te gaan kopen. Een nepboom is absoluut onbespreekbaar. Dat ideaalplaatje, de geur, de kleur het blijft toch aan me knagen.
En nu kerstsfeer maken
Ik vertelde mijn twijfels en tegenzin aan een vriendin met een eigen bloemenwinkel. Zij kent me, zij kent mijn verhaal en ze weet dat kerst een van de moeilijkste periodes van het jaar voor me is. En wat doet de schat… Ze pakt een lieflijk boompje, knalt hem in een net en duwt hem in mijn armen. “En nu naar huis, een beetje kerstsfeer maken, jij.” Oké, het sneeuwt niet, de situatie is verre van ideaal en ik krijg de kerstboom ‘door mijn strot geduwd’ maar mijn hart bonkt door dit lieve gebaar… Stiekem ben blij en opgelucht dat ik de beslissing nog een jaartje voor me uit kan schuiven. “Oh denneboom, oh denneboom wat zijn uw takken wonderschoon”, galm ik tijdens het optuigen.
Ik beloof het… in 2021 zal ik naar alternatieven kijken. Echt waar…
En jij, wat voor kerstboom heb jij? Herken je de tegenzin van de verse boom? We zijn benieuwd naar jouw gedachten hierover.
Geef een reactie