In het 2e deel ga ik in op de voorzieningen van de overheid bij overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het klinkt misschien gek maar technisch valt dit ook onder pensioen. Pensioen is sparen voor de oude dag (dat was het eerste deel), verzekeren bij overlijden en verzekeren bij arbeidsongeschiktheid.
Overlijden
Uitgangspunt is dat je als achterblijvende partner uiteraard verdrietig bent, maar dat je toch gewoon zelf kunt werken voor een inkomen. Op grond van de sociale zekerheid kom je als achterblijvende partner alleen in aanmerking voor een wettelijke ANW-uitkering als je aan 1 van de volgende voorwaarden voldoet:
- je hebt kinderen jonger dan 18 jaar of;
- je bent 45% of meer arbeidsongeschikt.
Voldoe je hier niet aan, dan heb je dus geen recht op ANW.
ANW-uitkering
Voldoe je hier wel aan, dan zijn er toch nog beperkende bepalingen. Want als het jongste kind 18 jaar wordt, stopt de ANW-uitkering direct. Je had immers in de tussentijd allang naar een baan kunnen zoeken. Als je gaat trouwen, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenwonen, eindigt de ANW-uitkering ook. Je hebt dan immers een partner die (hopelijk) voor je zorgt. Als je minder dan 45% arbeidsongeschikt wordt, eindigt de ANW-uitkering eveneens. Ook dan kun je toch weer zelf gaan werken.
En de ANW-uitkering wordt verlaagd als je eigen inkomsten uit loondienst of een eigen bedrijf hebt. Zijn die inkomsten hoger dan € 2.541,87 (2019) per maand, dan krijg je geen ANW-uitkering.
De meeste partners komen dus niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor een ANW-uitkering. Heeft het bedrijf van je partner de mogelijkheid om een vrijwillige ANW-hiaatverzekering af te sluiten, kijk hier dan heel serieus samen naar. Meestal zijn die collectieve verzekeringen niet duur en een heel inkomen dat wegvalt door overlijden heeft toch een flinke impact.
Arbeidsongeschiktheid
Je komt alleen in aanmerking voor een uitkering van de overheid, als je direct voor je ziek werd tenminste 26 weken in loondienst bent (geweest). Voor deze uitkering wordt een maximum jaarsalaris gehanteerd van € 55.927,08 (2019). Verdien je meer, dan ben je voor het meerdere aangewezen op een verzekering van je werkgever of een privéverzekering. De eerste 2 jaar ziekte moeten worden betaald door de werkgever. Ben je daarna nog steeds ziek (voor tenminste 35%) dan kom je in de WIA.
Twee varianten WIA
De WIA kent twee varianten. Ben je 80% of meer arbeidsongeschikt en ziet het er naar uit dat dit niet verbetert, dan krijg je een IVA-uitkering. De IVA is 75% van je salaris voordat je ziek werd. Maar dus maximaal 75% van € 55.927,08.
Ben je minder dan 80% arbeidsongeschikt of ziet het ernaar uit dat je toch weer (gedeeltelijk) beter kunt worden, dan krijg je een WGA-uitkering. Die is maximaal de eerste twee maanden 75% en daarna 70% van je laatstverdiende loon, als je tijdelijk voor 80% of meer arbeidsongeschikt bent. Ben je minder dan 80% arbeidsongeschikt, dan is je WGA-uitkering een lager deel van je laatstverdiende salaris.
De WGA-uitkering is van veel factoren afhankelijk: Hoe lang heb je gewerkt voordat je ziek werd? Werk je nu nog voor het deel dat je wel kunt werken? Etc. Al die factoren bepalen de hoogte van je wettelijke uitkering. Als je langdurig ziek wordt, is het slim je daarin te verdiepen.
Meer informatie vind je op deze website: https://www.uwv.nl/particulieren/ziek/ziek-wia-uitkering/index.aspx.
Het eerste deel over de basis van het pensioen vind je in de eerste blog van Rosemarie.
Heb jij het goed geregeld bij overlijden of bij arbeidsongeschiktheid? Weet je dat zeker of denk je dat je het weet? Leuk als je het met ons deelt. Ook als je vragen hebt voor Rosemarie.
Geef een reactie